Illustratie: Marc Weikamp
Illustratie: Marc Weikamp

Astrid Schutte laat de Leidenaars springen en haar leerlingen zingen

Maatschappij

ACHTERHOEK - In Boeren, Burgers en Buitenlui spreken we met inheems, import en idealist over hoe het leven in de Achterhoek is. We evalueren en fantaseren en Marc Weikamp zal illustreren, omdat de regio er is om te eren. Deze week een gesprek met schrijver Astrid Schutte, haar boek ‘De laatste heer’ werd dit voorjaar gekroond tot het beste boek van de Achterhoek en de Liemers en ze is het kind van een Achterhoekse vader en een Liemerse moeder. Astrid is woonachtig in Leiden, maar groeide op in Baak.

Door Eva Schuurman

Wanneer je langs haar geboortedorp rijdt, lijkt het soms of de tijd er heeft stilgestaan; de kolossale kerk torent boven de geschiedenis uit en kijkt neer op wat komt- en was; op hoe Astrid Schutte er het katholieke leven leidde en hoe de kerkelijke agenda dat leven bepaalde. Met processies in de zomer, meisjes in witte bruidsjurkjes en kinderen die naar de pastoor moesten voor de biecht. “Je was wel stout, maar zondebesef had je als kind haast niet.” Dus besprak ze met haar klasgenootjes wat ze zeggen zouden, iets over een heimelijk snoepje of koekje. “Dat was dan ook nog verzonnen, want we mochten thuis niet zomaar koekjes pakken.” De verhalen op school en van de pastoor maakten dat ze haar ziel als een fysiek ding ging zien. “Ik zag voor me hoe er zwarte vlekken opkwamen en vroeg me af hoe je die dan weer wit moest krijgen.”

“Ik heb me altijd waarnemer gevoeld”, zegt ze over beelden die zich later tot zinnen omvormden. “Schrijven voelt als mijn bestemming”, dus toog Astrid op 19-jarige leeftijd naar Nijmegen om er Nederlandse taal- en letterkunde te studeren. “Mijn ouders vonden onderwijs belangrijk, maar het ging niet om de punten; als je je best deed was het genoeg.” Het is een bijzonder besef, zeker voor die tijd. “Mijn vader gaf ons allemaal het gevoel talenten te hebben. Hij leerde me te vertrouwen op mezelf. Dat is iets dat ik meeneem.” En dat wat je leert je door niemand kan worden afgenomen, al leerden haar ouders haar de streektaal bewust niet. “Daar werd wel over gekletst in het dorp; omdat wij Nederlands spraken, verbeeldden wij ons zeker wat.”

‘Daar werd wel over gekletst in het dorp, omdat wij Nederlands spraken verbeeldden wij ons zeker wat’

“Het is een raar vooroordeel dat de ene taal meer zou zijn dan de andere”, zegt Astrid, al is het beeld van het dialect gelukkig aan het veranderen. “Na een lezing in Doesburg sprak ik een man die herkende last te hebben gehad van het dialect, maar zijn kinderen vragen hem nu waarom ze het niet kennen; ze missen de verbinding.” Het doet me denken aan hoe Astrid beschouwend zegt zich in het westen meer Achterhoeks te voelen, terwijl ze zich hier juist meer westers voelt. Misschien komt het omdat haar wortels meebuigen, in plaats van breken. Dus heel voorzichtig reisde - overal naartoe - ook haar Achterhoekse tongval mee. “Als ik emotioneel ben kun je het nog horen.”

Het brengt ons naar hoe Astrid tijdens haar stage in de Liemers voor de klas kwam te staan; achterin vingen ze plagend met het zingen van ‘Oerend hard’ aan. “En ik stond al duizend angsten uit”, zegt ze reflecterend. Omdat het weleens moeilijk kan zijn te geloven dat je buiten jouw wereld vanzelfsprekend kunt functioneren, zeker als je uit een kleine gemeenschap komt. “Het aantal beroepen dat je kende was zo beperkt. De grootste worsteling was dat ik durfde te geloven dat ik het mocht willen, dat schrijven.” Dus is ze gaan oefenen en lukte dat heus niet altijd meteen en bleef ze kijken naar alles om zich heen.

En tijdens die zoektocht naar scherpte en licht, ontmoette ze haar grote liefde in een donkere kamer. “Ik wilde foto’s leren ontwikkelen, dat leek me romantisch.” Al had Astrid nooit kunnen bedenken hoe romantisch dat in werkelijkheid ging zijn, want ze trof er een Hagenees met een stadse tongval. “Mijn Brabantse schoonzus en ik pesten onze mannen weleens, dan vormen we een bondje en noemen we onszelf gastvrij en hen een beetje stug.” Ze illustreert die tegenstelling met een verhaal over de picknick die ze vaak organiseren tijdens hun gezamenlijke verjaardagen. “In de Achterhoek is het heel normaal dat je bezoek aanbiedt mee te eten.” Toch zijn ze die gastvrijheid niet overal in het land gewend. “Onze zoon werd na een speelafspraak eens thuisgebracht door de vader van een vriendje, ik vroeg of hij ook wilde mee-picknicken.” De man deinsde van het plotselinge verzoek letterlijk achteruit. “Ik kwam veel te dichtbij! Hij schrok echt en vond me waarschijnlijk enorm invasief.” We lachen om zijn Leidse sprong en maken er één in de tijd:

Want in prachtig ABN neemt Astrid je zowel door groene landerijen als oude steden mee, met het besef hoe verbonden zijn soms pas ontstaat wanneer je weggaat. Maar misschien komt ze nog weleens terug. “Als ik de streek binnenkom zijn er die bekende landschappen en tongval. Oh ja, hier is het vertrouwd, denk ik dan.” En als ze besluit terug te keren zullen wij dat met blijvend groen eren, zodat de Leidse bossen nog steeds in het niet vallen bij wat hier mag floreren. En dan beloven we dat we enkel trots van herkenning ‘Oerend hard’ zullen zingen wanneer ze ons iets wil leren.


Illustratie: Marc Weikamp 

8 keer 8erhoeks met Astrid Schutte

Favoriete plek in de Achterhoek:
“Dat is Zutphen. Het uitzicht vanaf de IJsselkade vind ik geweldig: de IJssel, maar ook het voormalige tuindersdorp De Hoven, waar mijn vaders familie vandaan komt. Intrigerend dat je er een mengeling ziet van culturen in de gebouwen: de Middeleeuwse, Jugendstil, en dat er van oudsher veel antroposofen wonen. Dat zie je onder meer terug in het winkelaanbod. Natuurlijk ook Baak, maar dat is vooral vanwege de mensen die zo vriendelijk zijn en me bovendien geweldig hebben geholpen bij mijn onderzoek voor De laatste heer.”

Mooiste bedrijf/organisatie in de Achterhoek:
“Als ik door de streek fiets kom ik veel zorgboerderijen tegen. Ik vind het heel leuk dat zulke agrarische bedrijven toch een nieuwe bestemming krijgen. Ik houd natuurlijk ook veel van de kastelen, die de eigenaren soms met veel kunst en vliegwerk, in stand proberen te houden. Het liefst bezoek ik de huizen, maar ook als je alleen de tuinen kunt bezoeken, zoals bij De Wiersse in Vorden, vind ik dat leuk.”

Mooiste gebouw in de Achterhoek:
“Dat is natuurlijk Huis Baak in Baak, dat een hoofdrol speelt in mijn boek. Als kind heb ik er veel herinneringen aan: schaatsen op de slotgracht, in de vroegmis zingen bij de nonnen, ’s zondags wandelen met mijn ouders over de Singelwal, die rond het kasteel loopt. Toen ik onderzoek ging doen mocht ik ook een paar keer binnenkijken. Het is erg veranderd in de loop der tijd maar die prachtige 18e-eeuwse, weelderige stucplafonds zijn er nog altijd.’

Meest inspirerende Achterhoeker:
“Dat is mijn vader. Hij werd jong wees, werd van school gehaald en had geen makkelijke jeugd. Maar door hard werken en zelfstudie werd hij uiteindelijk directeur van de lokale Rabobank. Hij heeft me geleerd: vertrouw op jezelf, wat mensen om je heen ook zeggen. Je kunt vaak bereiken wat je wilt, als je je maar inzet.”

Favoriete Achterhoekse artiest/kunstenaar:
“Een tijd geleden ontdekte ik dat in Vorden het Museum voor Achterhoekse Schilderkunst staat. Daar ga ik binnenkort zeker naartoe. Als ik in Zutphen ben, ga ik graag naar Museum Henriëtte Polak. Nu is daar ook een expo over Jeanne Oosting, over wie Jolande Withuis zo’n prachtig boek heeft geschreven. Ook Arnold Niessen’s inkttekeningen op rijstpapier hangen er.”

Lekkerste Achterhoekse gerecht/drank:
“Ik weet niet zeker of het uit de Achterhoek komt, maar ik houd van hete bliksem met spek. En verder ben ik, dankzij mijn grootouders die allebei tuinders waren, dol op groente van de koude grond. Voor mij liever een bord boerenkool dan een biefstuk!”

Mooiste Achterhoekse lied:
“Ik ben al jong verhuisd en ken eigenlijk maar één echt Achterhoeks lied: het Baaks volkslied, dat ik op de lagere school heb geleerd. Dat begint zo: Woar de Boakse Becke en de Loacke streumt. Heel ernstig was de meester toen hij ons het lied aanleerde. De tekst werd niet toegelicht; waarschijnlijk was ik het enige kind in de klas dat niet wist waar de ‘Locke’ stroomde. Later ontdekte ik dat dit de Bakerwaardsche Laak was.”

Mooiste Achterhoekse uitdrukking:
“Joa. Dat vind ik als iemand die taalkunde gestudeerd heeft zo’n fantastisch woord, waarmee de Achterhoeker ‘nee’ kan zeggen op een vriendelijke manier. De Engelsen hebben daarvoor: ‘quite’ of ‘indeed’. Hij lijkt op instemming, maar geeft de ruimte om daarna toch iets anders te doen. Het woord past heel goed bij de eigenzinnige Achterhoeker, vind ik.”


Astrid Schutte. Foto: Ruud Pos

Bent u of kent u een goede kandidaat voor deze rubriek? Meld dit dan bij redactie@achterhoeknieuws.nl

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant